Gedicht “Kind van twee culturen”
Zo blij, zo vrolijk, zo zonder zorgen.
Zo was mijn prille levensmorgen.
De toekomst leek een mooi gedicht,
schitterend in helder zonnelicht.
Maar ik besefte toen nog niet
dat dit eeuwig zo zou duren.
Ik besefte toen nog niet :
Ik ben een kind van twee culturen.
De oorlog, de bezetting : het leken wrede , boze dromen.
Zo onverwacht in mijn zorgeloos bestaan gekomen.
Maar ondanks de verschrikkingen en grote zorgen
bleef ik hopen op de nieuwe dag van morgen.
Op de terugkeer van het leven van voorheen.
Ik besefte toen nog niet :
Ik ben een kind van twee culturen.
Toen kwam de vrede en
daarna Indonesias vrijheidsstrijd.
Dit laatste kwam voor mij totaal onvoorbereid.
Ik begreep het niet : ik bleef steeds hopen
op het leven van voorheen.
Maar er sloop twijfel in mijn hart en
ik voelde me angstig en alleen.
En ondanks de verbitterde gevechten,
wankelend tussen ongenadigd vuren,
besefte ik nog altijd niet :
Ik ben een kind van twee culturen.
Toen was alles plots voorbij en wij moesten gaan.
Verstrooid als snippers in de wind naar landen,
landen heel ver hier vandaan.
En toen in Holland – de eerste winter – die bittere kou.
Toen begon ik te beseffen, hoeveel ik van Indië hou.
Ik voelde me beklemd, verward,
nooit eerder kende ik zoveel donkere uren.
En heel langzaam drong het tot mij door :
Ik ben een kind van twee culturen.
Maar ik ging moedig verder en paste mij tenslotte aan.
Ik kreeg vrede met dit nieuwe land en
Met dit nieuwe bestaan.
Ik heb mijn bestemming nu gevonden.
Maar waarom voel ik steeds dat onbestemd verlangen,
dat onvervulde heimwee
Dat in mijn hart is blijven hangen …
Nu, in de winter van mijn leven,
in veel intens doorleefde uren
Besef ik goed :
Ik ben een kind van twee culturen.
|